top of page

Mensenrechtentest in de media: Narthex

Jaargang 21, nr 4, december 2021


In Narthex, het tijdschrift voor levensbeschouwing en educatie, publiceerde Jochem Quartel in de editie gewijd aan mensenrechteneducatie, een door Sabine Wassenberg aangeleverd stuk over de Who's Right mensenrechtentest.


Een MensenrechtenTest

Een tool om nieuwsgierigheid aan te boren en inzichtelijke kennis te creëren


10 december is het de Dag van de Mensenrechten. In 2021 is het 83 jaar geleden dat in 1948 handtekeningen werden geplaatst door de algemene vergadering van de Verenigde Naties onder de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hiermee was een groots document aangenomen als leidraad, landen verklaarden zich akkoord. De tekenende landen zouden er alles aan doen om het naleven van deze rechten mogelijk te maken. Het was een soort intentieverklaring, die wilde zeggen: ‘wij staan hier achter’. Het is een verklaring, dus niet een verdrag en niet bindend. Mijn filosofisch hart gaat hiervan bonken. Want er zijn nogal wat interessante invalshoeken hierbij. Plus ingangen om hierover in het onderwijs ruimte aan te geven.

Minder concreet dan het klimaatakkoord, waar landen een specifieke target zouden moeten halen. Veelomvattender wel, want het gaat om het accommoderen van de rechten van iedere burger op vele gebieden, van mogelijkheid om ergens te wonen tot anti-discriminatie wetten. Voor het ene land zal het makkelijker zijn geweest dan voor het andere land, omdat het ene land al wat minder corrupt was en al verder georganiseerd was ten goede van die burger met haar rechten. Er waren ook landen die niet tekenden. Wat veel mensen zich niet realiseren is dat dit niet een politieke afspraak tussen landen was, maar ook gericht is op individuen, instituten en bedrijven. Die organen streven ernaar door onderwijs en opvoeding de mensenrechten te bevorderen, terwijl ook alle interne regels de mensenrechten als uitgangspunt nemen.

In die zin is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens dus een houvast voor iedereen ter wereld, als een set morele regels waaraan je je kunt committeren. De dertig regels zijn in principe compatibel met elk geloofssysteem en staatssysteem. Het is een taal van empowering, een die je versterkt en je vertelt waar je recht op hebt, met name als je zelf momenteel in een slachtoffer-positie bevindt. Het is een taal die de mens, waar burgers behorende bij een bepaald land, en ook mensen die zich tussen landen bevinden (vluchtelingen), zich mee beschermd zouden weten. En het is de taak van overheden om zich over de burgers te ontfermen. Als overheden daarom de Mensenrechten op de kaart willen zetten als uitgangspunt voor en thema binnen educatie, dan betekent dat ze de burgers (voorheen onderdanen) bewust maken van de eigen rechten, waarbij zij zelf de plicht hebben om die rechten na te leven. De overheden zijn hiermee een globale eerlijke dialoog gestart met de burgers. ‘Kijk, jij hebt rechten en je mag mij hierop aanspreken. Doe er wat mee.’ In feite zijn de 30 regels een streven naar zoveel mogelijk medemenselijkheid, om elkaar allemaal te helpen op zijn minst de kans te hebben om een prettig leven te kunnen leiden.

Mensenrechten in het onderwijs

Natuurlijk kun je geschiedkundig vertellen over deze mensenrechten. Je kunt een filmpje laten zien waar ze worden uitgelegd en ook vertellen waarom het nodig is dat iedereen het recht heeft om niet gemarteld te worden (artikel 5). Of een eerlijk proces te krijgen (artikel 8). Of het recht om niet zomaar in de gevangenis te worden gegooid (artikel 9). Namelijk omdat je anders het soort taferelen krijgt die je in films ziet, ofwel van vroeger, ofwel bij corrupte machthebbers, ofwel in science-fiction. Het is mooi te weten dat het in principe behoorlijk eerlijk eraan toegaat in ons land en dat zo’n recht ons voortdurend beschermt. De wetten in het Wetboek en de regels die de politie moet volgen zijn namelijk in overeenstemming met de mensenrechten. Je kunt het uitleggen door de leerlingen zich te laten verplaatsen in het idee ‘het had ook anders kunnen zijn’. Misschien bij de leerlingen tot een eye-opener. Stel je voor dat er geen recht was op veiligheid? Dan kunnen anderen jou zomaar kunnen martelen, in elkaar slaan of doodmaken. Dat mag gelukkig niet, we hebben namelijk recht op veiligheid. Zo’n gedachtenexperiment is uiteraard al inzichtelijker dan het domweg stampen van een rijtje rechten.

Een andere methode is het doorvoelen van een recht, door te ervaren dat een recht juist kan botsen met een ander recht. In de realiteit zijn Mensenrechten een mooi streven, maar de naleving ervan kan in de praktijk tot conflicten leiden, zodra het recht van de een botst met het recht van een ander. Bijvoorbeeld de botsing die al jarenlang aan de gang is: het recht op geloof (vrijheid van denken, artikel18), en dus ook het recht om de mening te hebben dat homoseksualiteit haram/zondig is, versus het recht op non-discriminatie (gelijke behandeling, artikel1), bijvoorbeeld een homo die niet gepest, afgewezen, belachelijk gemaakt wil worden.

Zo ook druist het recht op vrije meningsuiting (artikel 19) duidelijk vaak in tegen het recht van een ander om niet gediscrimineerd te worden. En ten vierde heb je veel rechten die gaan over zelfbeschikking (beslissingen nemen, artikel 19), privacy (artikel 12) en autonomie (gaan waar je wilt, artikel 13). Zo kun je je voorstellen dat een dokter graag levens wil redden en dit ook moet doen van het ziekenhuis en er een moreel dilemma ontstaat als een patiënt een donorhart weigert voor zichzelf (de kinderen hiermee zonder moeder achterlatend). Deze keuze wordt gemaakt vanuit de geloofsovertuiging van de ouders en het recht om zelf beslissingen voor je eigen leven (of dood) te maken. Wie een dergelijk dilemma beoordeelt kan al gauw een mening hebben over wat er in dit dilemma de juiste keuze is, maar het punt in dezen is: beide partijen hebben rechten. Weeg ze eens af, bekijk het eens door de bril van de ander, voel eens hoe die weegschaal schommelt…

Het afwegen van rechten

Bij het afwegen van waarden of rechten, de diepe fundamenten waarop onze argumentaties steunen, kan gevoeld worden wat het in wezen ís, zo’n recht. En waarom het belangrijk is, voor jezelf en ook voor een ander. Maar ook wordt gevoeld hoe ambigu onze morele regels zijn waartoe we als mensheid zijn gekomen. Ze zijn uiteraard een construct, we hebben ze verzonnen, al voelen ze zo terecht dat ze aanvoelen als een klinkklare Waarheid. Ze zijn niet contingent. Niet toevallig. Er had geen cultuur kunnen ontstaan van mensen die zich een totaal tegenovergestelde set morele regels had voorgeschreven. Moraliteit en het Goede zijn niet voor niets het Goede. Maar toch is het in de praktijk al te vaak moeilijk te bepalen wat het Goede is.

Het bespreken van positieve dilemma’s is een mooie educatieve tool om in het onderwijs te laten ervaren hoe weerbarstig en complex de realiteit is. Een positief dilemma stelt een concrete situatie voor waarbij je moet kiezen tussen twee opties, waarbij iedere optie ook een negatieve kant heeft. In onze speciale MensenrechtenTest staan 19 casussen waar je doorheen kunt gaan om de discussie los te maken. Ook kan iedere leerling zelf de hele test doen, waar door steeds een keuze te maken, uiteindelijk duidelijk wordt welk profiel de leerling heeft.


Als iemand blijkt sigificant vaak de vrijheid van mening te verkiezen boven de andere rechten, is het profiel: de Hoeder van het Vrije Woord. Blijkt uit zijn keuzes dat hij discriminatie het ergst vindt van alles, dan labelen we hem een Strijder tegen Discriminatie. Vindt iemand het recht op religie heilig, zodat andere sociale interacties niet in de weg mogen liggen van de religieuze ontplooiing van de mens, dan noemen we diegene een Voorvechter van Godsdienstvrijheid. En neigen de testresultaten heel erg naar het zelfbeschikkingsrecht, dan is privacy en autonomie dus het hoogste goed van deze Autonoom.

Deze test is ontwikkeld voor het project Who’s Right, dat bestaat uit meerdere evenementen rondom Mensenrechteneducatie en viering, voornamelijk in de vorm van dialogen en ActivistenLabs. De test is online te maken, thuis of in de klas, individueel of gezamenlijk (dan moet je eerst discussiëren om tot een consensus te komen).

Een paar voorbeelden:

Dansen?

Religieuze scholen doen mee aan een Amsterdamse debatwedstrijd. Na het debat dansen de leerlingen op muziek van Miley Cyrus. Volgens een docent is het dansen op popmuziek in de religie verboden. Hij haalt zijn klas van het podium af.

- De docent mag dit doen als dat de regels van het geloof van zijn school zijn.

- De docent mag dit niet doen. De leerlingen beslissen zelf of ze willen dansen.

Een taart

Een banketbakker op de Jan Evertsenstraat adverteert met "Bruidstaarten voor elk huwelijk". Een lesbisch stel bestelt een taart met twee marsepeinen vrouwtjes. De bakker weigert, omdat hij een probleem heeft met het homohuwelijk.

- Als de bakker dit zo voelt, moet hij de taart niet bakken.

- Dit is discriminatie. Hij moet gewoon bakken!

Catcalling

Noa heeft er genoeg van dat ze op straat door vreemde mannen wordt nageroepen. Ze besluit om stiekem foto’s te maken van de mannen die dit doen, en ze te publiceren op Instagram. De foto’s gaan viral.

- Go Noa!

- Dit moet Noa niet doen. Je mag niet zomaar foto’s van anderen online zetten.


De leerkracht is neutraal

Als je bij een casus direct een emotionele reactie voelt, dan levert het waarschijnlijk al een interessante discussie op. Maar let op dat je als leerkracht neutraal blijft en steeds argumenten voor beide zijden van het dilemma opvraagt. Het is niet de bedoeling om tot een consensus te komen, maar juist om na te gaan waar het in het dilemma in kwestie precies om draait. Waar zit de botsing? Welke rechten botsen? Wat is belangrijker? Waarom? Als je als docent je eigen mening (keuze) laat meespelen dan ontneem je hiermee de kans voor de leerlingen om dieper na te denken. Vertel daarom nooit je eigen voorkeur en zorg juist dat beide kanten voldoende worden uitgepluisd, ook als de leerlingen het met elkaar eens zijn.


Gevoelige thema’s

In de MensenrechtenTest komen ook gevoelige thema’s voor zoals homoseksualiteit. Is dat wel geschikt voor godsdienstige scholen? Juist wel! Scholen hebben een mandaat om met het onderwijs de leerlingen klaar te stomen om als burger in de maatschappij een vreedzame plek te gaan innemen. ‘Burgerschap’ staat weliswaar als enigszins vrijblijvende doelstelling op de onderwijsagenda, maar je kunt je als onderwijsinstelling afvragen in hoeverre je aan censuur doet, als je bepaalde thematiek, zoals gelijkwaardigheid van vrouwen of respect voor homoseksualiteit niet aansnijdt uit angst voor ‘gevoeligheid’. Daarom ben je als onderwijs-leverende instantie in feite verplicht om juist gevoelige thema’s bespreekbaar te maken. Zonder hiermee te moraliseren of hun eigen standpunten te willen verdraaien of veranderen. Als ouders vanuit één perspectief opvoeden (en dat doen de meeste ouders), dan is dat hun mensenrecht, maar het onderwijs dient ervoor te laten weten dat er ook andere perspectieven bestaan.

In de MensenrechtenTest komen genoeg gevoelige thema’s aan bod, waarbij de leerlingen in eerste instantie emotioneel en ongereflecteerde antwoorden op geven. Als gespreksleider (docent) ben je dan degene die moet zoeken naar argumenten van beide kanten in het dilemma. Ook als de klas een consensus heeft, is het zaak ook argumenten voor de andere kant te horen. Dat is het doel van de les namelijk: bewustmaken van het feit dat bij een meningsverschil de andere kant zich ook baseert op waardevolle argumenten, met als uitgangspunt een mensenrecht. Alleen al het horen van een verhaal, het zien van een persoon van ‘de andere kant’, het aanhoren van een argument, laat de diversiteit aan meningen zien, laat het eigen standpunt relativeren, maakt bewust van de eigen keuze voor deze overtuiging, kortom: brengt bewustzijn. Het is dus niet een poging om kinderen van hun geloof af te krijgen, maar wel om te laten zien dat er respect mag zijn voor de ander. Dit gaat in feite om alle standpunten, van links naar rechts, conservatief naar progressief, omtrent ieder thema.


Concreet voorbeeld:

De bakker die geen taart wil bakken voor het homo-koppel. Stel je voor dat de hele klas het eens is met de bakker, die weigert. Hierachter zit een homofobe of mening die negatief is tegenover homoseksualiteit. Het is een mensenrecht om iets te vinden (bijvoorbeeld dat homoseksualiteit haram of zondig is), en tevens om dit te uiten. Het is ook een mensenrecht om te geloven in een godsdienst, om gehoor te geven aan je gewetensbezwaar en om je beroep te beoefenen zoals jij dat wilt.

Maar het punt is dat we wel als burgers vreedzaam met elkaar willen leven, er moet wel zodanig veel respect zijn ten opzichte van iedere medemens, dat deze mening nooit kan ontaarden in geweld of discriminatie. Daarom is de uitnodiging tot reflectie op de anti-homoseksualiteitsmening een must. En door middel van deze test is dat eenvoudig.

De bakker in kwestie heeft inderdaad gelijk gekregen van de rechter. Hij hoeft niet te bakken als hij dat niet wil, om welke reden dan ook, dat recht heeft hij. Het koppel kan altijd naar een andere bakker stappen of desnoods zelf iets regelen. Maar de vraag die gesteld kan worden aan een klas is bijvoorbeeld: stel dat er een zwarte man en vrouw wilden trouwen en zwarte poppetjes op hun taart wilden en de bakker weigerde. Zou dat mogen. Grote kans dat de klas dan voelt dat dit discriminatie is. ‘Je kunt toch niet weigeren op grond van huidskleur?’ En waarom is homo’s uitsluiten dan geen discriminatie?


De wijsheid ligt in het midden

Tot slot, is het nodig om te zeggen dat dit soort maatschappelijke discussies niet voor niets leven en het laatste woord nog niet gesproken is. Beide zijden hebben een punt en de tijd zal leren of de consensus in de cultuur de komende tijd zal verschuiven richting een van beide kanten. Men zegt dat de waarheid in het midden ligt, zo ook zal die fel begeerde wijsheid zich hier ergens verschuilen. Of niet? Misschien heeft juist één van de beide kanten juist het meest recht van spreken. Wie zal het zeggen?

2 weergaven0 opmerkingen
bottom of page